Met mijn voornemen om de kracht van onze kwetsbaarheid te laten zien, schrijf ik regelmatig een kort verhaaltje over dingen die ik om me heen zie. Vandaag een Open Overpeinzing in de serie Sprankelende Sprookjes over Dagelijkse Dingen.
‘Zei ze dat? Wat een bitch! Hoor ik een goedgeklede vijftiger twee tafeltjes verderop luid sissen. Hard genoeg om haar weerzin uit te drukken en nét zacht genoeg om met haar onderdrukte woede geen koffieongelukken om haar heen te veroorzaken. De afschuw druipt van haar gezicht. Ik weet dat ik niet zou moeten luisteren, maar terwijl ik met mijn laptop in het zonnetje zit op mijn favoriete koffieplekje, ontkom ik er soms gewoon niet aan. De vrouw tegenover haar knikt uitbundig en kijkt vergenoegd naar haar vriendin. De erkenning voor wat haar is overkomen maakt haar lot voor even wat dragelijker.
We delen onze pijn maar al te graag met als beloning: begrip en bevestiging. Herkenbaar. Een valkuil die we allemaal op enig moment in ons leven niet zullen weten te ontwijken. Soms ben je zó verbolgen over onrecht, dat je het gevoel hebt dat je explodeert als je geen stoom afblaast bij een ander. Maar eigenlijk is er dan bij de reactie op wat er gebeurd is, al iets fout gegaan. In mijn herinnering zie ik talloze voorbeelden van mensen die met een onterechte aantijging mijn temperament lieten ontwaken. En mijn reactie is dan net als die van iedereen; vechten of vluchten. Of was, moet ik eerlijk zeggen. Want sinds een tijdje heb ik het ideale antwoord op al dit soort situaties.
Dat antwoord, daar kom ik straks op terug. En hoe dat gebeurde? Een confrontatie met een gepasseerde concurrent. Hij riep een volzin die ik niet zal herhalen, op een volume dat ehm… niet noodzakelijk was gezien de afstand waarop wij ons van elkaar bevonden. Ik was verbijsterd en in een fractie van een seconde waarin mijn lichaam de mogelijkheden afwoog tussen ‘vechten of vluchten’ gebeurde er iets onverwachts.
Alsof er een engel zijn hand op mijn schouder legde, kwam er een verrassende rust over me waarin ik me realiseerde dat de persoon tegenover me, net als ik, vocht met zijn eigen ‘demonen’. En ervan uitgaande dat er niet één waarheid is, maar dat we allemaal onze eigen realiteit zien, had hij vanuit zijn perspectief waarschijnlijk voldoende argumenten verzameld voor de vileine opmerking. Als bij toverslag veranderde mijn amygdala-reactie, die ervoor zorgt dat we ons geschrokken terugtrekken of boos uithalen, in oprechte interesse. Wat dreef hem, wat was zijn waarheid, wat gebeurde er in zijn hoofd dat hij het nodig vond om zó tegen me te doen? Dat was alles. En dat éne moment veranderde ook alles.
‘Dat is interessant; waarom zou je zoiets zeggen?’ Zei ik rustig en tot mijn verrasing klonk mijn stem oprecht vriendelijk. In de stilte die volgde was de warmtegraad in één milliseconde veranderd van -15 naar kamertemperatuur en ik zag dat hij de vraag oprecht in overweging nam. Ineens konden we elkaar zien voor wat we waren. Twee mensen die worstelen om het goede te doen en onszelf proberen te beschermen tegen pijn. Wat volgde was niet alleen een goed gesprek maar ook een jarenlange waardevolle samenwerking die me heel dierbaar is geworden.
En de dames twee tafels verderop? Die kregen onmiddellijk na de verbolgen uitroep, hulp van een real-life engel. Hij verscheen in de gedaante van een leuke jonge ober, die met een brede grijns langs hun tafeltje liep en ze een knipoog toewierp. ‘Niet roddelen hè meisjes, we zijn allemaal maar mensen’ sprak hij zacht, de dames blozend achterlatend.
Soms zijn er van die momenten waarop je iemand wel zou willen zoenen. Maar de meeste engelen zijn zich er niet van bewust dat ze een engel zijn. In gedachten stel ik me voor hoe hij zou reageren als ik mijn gedachten met hem zou delen. Ik veronderstel dat hij verbaasd zou uitbrengen: ‘Dat is interessant, waarom zou je zoiets zeggen?’ En terwijl ik m’n laptop dichtklap, glimlach ik in mezelf en vertrek dankbaar naar huis.
Foto: Priscilla du Preez