Category Archives for "Blog"

HET EGO EN DE DRAAK

Een sprookje…

Lang, lang geleden, in een land hier ver vandaan, woonde eens een koning.

Het was een beste man. Hij had goede bedoelingen met zijn land en met zijn volk, maar hij had een kenmerkende eigenschap: hij hield niet van gedoe.

 

Al direct nadat hij het lastige karweitje op zijn smalle schouders had gekregen, had hij besloten het handig aan te pakken. Hij had een fors aantal verhalenvertellers in dienst genomen die in de landen om hem heen mochten vertellen hoe goed het bij hem ging.

De omroepers galoppeerden in prachtige koninklijke uniformen door dorpen en steden om te vertellen hoe mooi het weer er was, hoe veel de mensen te eten hadden en hoe gelukkig iedereen was. Dat maakte het voor de Koning wel zo makkelijk. Nu hoefde hij zich met niemand bezig te houden en kwamen er geen lastige vragen. Misschien wat lichte afgunst, maar die kon hij makkelijk naast zich neerleggen.

 

Op een dag kwam er een handelsreiziger uit het land van de koning in een ver land. Vanaf het moment dat hij de grens over stak, keken de mensen verbaasd naar hem en begrepen niet wat ze zagen. Een reiziger uit zo’n rijk land.. en hij zag er vermoeid, hongerig en ronduit verfomfaaid uit.

En ook de handelsreiziger zelf begreep niet wat er gebeurde. Wat zagen al die mensen toch aan hem? Ze zagen er aan de buitenkant gewoon hetzelfde uit als hij, maar hij werd heel anders behandeld.

 

Verward reed de reiziger terug naar zijn land en vroeg een audiëntie bij de Koning aan. De koning was echter druk bezig met verhalen bedenken in zijn witte toren en de reiziger vertrok nadat hij verslag had gedaan van zijn ervaringen aan een boodschapper.

De Koning, die inmiddels zeer bekwaam was in het verzinnen van mooie verhalen, kreeg het verontrustende bericht van zijn gezant en begreep dat hem iets te doen stond.

Hij pakte zijn pen, sloot alle grenzen voor reizigers anders dan zijn verhalenvertellers, en liet zijn lakei 100 mannen aannemen.

Vol zelfvertrouwen toog hij aan het werk.

 

Doordat de Koning zich niet bezig hield met regeren en naar wie dan ook luisteren, had hij zich volledig kunnen toeleggen op zijn verhalen en omdat hij  geen tegenspraak kreeg in zijn stille werkkamer in de toren, was hij er vreselijk goed in geworden.

Binnen een week reden de 100 nieuwe stadsomroepers op onvermoeibare hengsten in een lange colonne het land in. Ze stopten bij iedere dorpsplein en bij iedere herberg en vertelden de verhalen van de koning.

De mensen luisterden als gehypnotiseerd. De verhalenvertellers oreerden over de onmetelijke rijkdommen in de grond, over hoe goed iedereen het kon hebben en vooral dat het niet de schuld van het volk was.  De verhalen schilderden zulke prachtige beelden van overvloed en blijdschap dat de mensen niet anders konden dan aan de lippen hangen van de vertellers. Natuurlijk zou het niet helemaal vanzelf gaan, maar met een beetje harder werken en vooral heel veel vertrouwen in het leiderschap van de Koning konden de mensen álles bereiken waar ze van droomden.

 

De Koning, ervaren als hij inmiddels was, was ook niet vergeten om een vijand in zijn verhalen in te brengen, want hij had geleerd dat angst de belangrijkste drijfveer was van zijn mensen.

Hij liet zijn stadsomroepers er dus aan toevoegen hoe belangrijk het was om te luisteren naar zijn verhalen.

Hij vertelde over de zeven vloeken die in een ver verleden op zijn land waren neergestreken: de vreselijkste hoofdpijnen, verlies van gezichtsvermogen en monsterlijke wolken met insecten. Iedereen die niet had geluisterd was op de een of andere manier eenzaam en diep ongelukkig een vreselijke dood gestorven.

De mensen luisterden graag. Niet alleen had de angst hen in zijn greep gekregen, maar het alternatief was ook te mooi om niet in te geloven.

En zo leefde het volk verder, zonder echt te beseffen dat ze niet werkelijk leefden.

 

Op een dag vloog er een draak over het land van de Koning.

Hij sloeg zijn reusachtige geaderde vleugels uit en brulde met een met zwavel doortrokken adem naar de angstige mensen.

Al gauw zagen de bewoners van het land dat de draak niet van plan was om door te vliegen want het gedrocht verzamelde takken, delen van rieten daken en mos om een enorm nest te bouwen op de metersdikke  paleismuur, vlak bij de witte toren van de Koning.

 

De koning sloot zijn ramen voor de misselijkmakende geur van de draak en ging met hernieuwde moed aan het werk. In plaats van zijn volk te helpen, schreef hij nieuwe verhalen en legde er nog een schepje bovenop.

‘Luister naar de Koning, en alles komt goed!’ Riepen de stadsomroepers. De paar mensen die dachten dat de Koning het niet slim aanpakte, werden opgepakt en het land uitgegooid. Zo hoefde de Koning ze tenslotte ook geen eten te laten brengen. Dat scheelde weer gedoe. En gedoe, daar hield de Koning nou eenmaal niet van.

Het volk luisterde ademloos naar de prachtige geruststellingen en wentelde zich behaaglijk in de wetenschap dat de vijand, die de draak had gestuurd, veilig buiten de landsgrenzen werd gehouden.

 

Inmiddels hadden de verschoppelingen alarm proberen te slaan buiten de landsgrenzen.  Ze vertelden hoe de draak alle inwoners bedreigde, maar dat de Koning niets deed om ze te helpen.

Maar wie ze het verontrustende nieuws ook vertelden, niemand geloofde hen.

Jarenlang was er verteld over de voorspoed en kracht. De zelfstandigheid van het volk en de slagvaardigheid van de Koning.

Iedereen buiten het Koninkrijk geloofde dat de grenzen op slot waren zodat ze alle rijkdommen voor zichzelf konden houden.

 

En zo gebeurde het dat het volk van de Koning zich vol vertrouwen verzamelde voor het paleis om meer verhalen te horen. De Koning zag de mensen in grote drommen bij elkaar staan, vlak onder het enorme nest van de bloeddorstige draak. Ergens wist hij wel dat het geen goed teken was, maar het enige wat hij wist te doen, was zich omdraaien om zijn pen te pakken en nieuwe dromen te creëren. Op datzelfde moment blies de draak zijn verzengende, vurige adem uit en verschroeide het complete volk.

En de Koning? Die leefde nog lang en eenzaam, alleen, in zijn witte toren, met als enige gezelschap de afschuwelijke draak en zijn eigen verhalen.

 

A fairytale…

Long, long ago, in a country far away, a king once lived.

He was a good man. He had good intentions for his country and for his people, but he had a characteristic trait: he didn’t like fuss.

Immediately after he got the difficult job on his narrow shoulders, he had decided to handle it conveniently. He had hired a large number of storytellers who were allowed to tell how well he was doing in the countries around him. The announcers galloped in beautiful royal uniforms through towns and cities to tell how beautiful the weather was, how much people had to eat and how happy everyone was. That made it so easy for the King. Now he didn’t have to bother with anyone and there were no difficult questions. Maybe a little envy, but he could easily put it aside.

One day a traveling salesman came from the king’s land to a distant land. From the moment he crossed the border, people looked at him in amazement and did not understand what they were seeing. A traveler from such a rich country … and he looked tired, hungry and downright disheveled. Nor did the traveling salesman himself understand what was happening. What did all those people see about him? They just looked the same on the outside as he did, but he was treated very differently. Confused, the traveler drove back to his country and applied for an audience with the King. However, the king was busy coming up with stories in his white tower and the traveler left after reporting his experiences to a messenger.

The King, who was now very skilled in making up beautiful stories, received the disturbing message from his envoy and understood that he had something to do. He took his pen, closed all borders to travelers other than his storytellers, and had his footman hire 100 men. He went to work confidently.

Because the King was not bussy governing and listening to anyone, he could have devoted himself fully to his stories, and because he had no contradiction in his quiet office in the tower, he had become terribly good at it. Within a week, the 100 new city announcers rode into the country on tireless stallions in a long column. They stopped at every village square and every inn and told the stories of the king. People listened hypnotized. The storytellers talked about the immeasurable riches in the ground, how well everyone could have it and, above all, that it was not the people’s fault. The stories painted such beautiful images of abundance and joy that people could not but hang on the storytellers’ lips. Of course it wouldn’t go by itself, but with a little bit more work and especially a lot of confidence in the leadership of the King, people could achieve everything they dreamed of.

The King, experienced as he was now, had also not forgotten to bring an enemy into his stories, for he had learned that fear was the main motive of his people. So he added to his town announcers how important it was to listen to his stories. He spoke of the seven curses that had settled on his land in a distant past: the most terrible headaches, vision loss and monstrous clouds of insects. Anyone who had not listened had somehow died terribly lonely and deeply unhappy. People liked to listen. Not only had fear gripped them, but the alternative was too good not to believe. And so the people lived on, without really realizing that they were not actually living.

One day a dragon flew over the land of the King. He spread his giant veined wings and roared with a sulfur-filled breath at the frightened people. Soon the inhabitants of the land saw that the dragon had no intention of flying because the monster gathered branches, parts of thatched roofs and moss to build a huge nest on the meter-thick palace wall, near the white tower of the King .

The king closed his windows to the dragon’s nauseating scent and went to work with renewed courage. Instead of helping his people, he wrote new stories and went the extra mile. “Listen to the King, and everything will be fine!” Shouted the city announcers. The few people who thought the King was not smart about it were arrested and thrown out of the country. That way, the King did not have to bring them food. That saved hassle again. And the King simply didn’t like that. The people listened breathlessly to the wonderful reassurances and wallowed comfortably, knowing that the enemy who had sent the dragon was kept safely outside the country’s borders.

Meanwhile, the outcasts had tried to sound the alarm outside national borders. They told how the dragon threatened all inhabitants, but that the King did nothing to help them. But no matter who they told the disturbing news, nobody believed them. For years there was talk about prosperity and strength. The independence of the people and the decisiveness of the King. Everyone outside the Kingdom believed that the borders were locked so that they could keep all riches to themselves. And so it happened that the people of the King gathered confidently in front of the palace to hear more stories.

The King saw the people gathered in great crowds, just below the enormous nest of the bloodthirsty dragon. Somehow he knew it wasn’t a good sign, but all he could do was turn around to get his pen and create new dreams. At the same time, the dragon exhaled its torrid, fiery breath and scorched the entire population.

And the King? He lived long and lonely, alone, in his white tower, the only company with the hideous dragon and his own stories.

  • 26 juli 2020
  • Blog

DE KONING EN DE FLIEREFLUITER

Een Sprookje

In een land hier ver vandaan, leefde eens een koning. Het was een oprechte man, die de beste bedoelingen had met zijn volk, maar hij had het baantje ook maar in zijn schoenen geschoven gekregen en hij had nooit geleerd om zichzelf vragen te stellen over hoe hij het aanpakte. De koning had mensen om zich heen verzameld die hem op de hoogte hielden van wat er speelde in het land, zodat hij de juiste beslissingen kon nemen. Die mensen vertelden hem wat er zou kúnnen gebeuren als hij het niet goed aanpakte, en op basis daarvan nam de koning zijn wijze besluiten.
Op een dag kwam er een Flierefluiter op bezoek in het land en hij maakte zich direct ernstige zorgen over zijn volk. Toen de Flierefluiter aanklopte bij de stadspoort, was iedereen klaar om een eventuele aanval het hoofd te bieden. Een Flierefluiter hadden ze tenslotte nog nooit op bezoek gehad en de raad van wijze mannen had de koning en het volk verteld dat er een gevaar bestond dat hij slechte bedoelingen had en de koning van de troon wilde stoten.
De Flierefluiter werd naar de fontein in het midden van de stad gebracht en van top tot teen opgenomen door de samengedromde bevolking.
De flierefluiter zag de terughoudendheid van de mensen als een nieuwsgierige uitnodiging en begon te vertellen.

Hij vertelde prachtige verhalen over de natuur buiten de stadspoorten, over de geur van het gras, de kleur van de bloesem en over liefde en plezier.
Hij speelde betoverend mooie melodieën op zijn fluit en danste vrolijke dansjes. Hij zag er ontzettend gelukkig en oprecht uit.
Hij vertelde dat de mensen hun dagen niet hoefden te slijten in de donkere steegjes van de stad, die door het zonlicht niet verwarmd konden worden, en dat er geluk op ze wachtte als ze de poort uit zouden stappen.
De mensen in het land waren al generaties niet meer buiten de poorten geweest en hadden moeite om de Flierefluiter te geloven. Maar ze luisterden en keken met open mond.
Bij sommigen begonnen al kleine pretlichtjes te twinkelen en anderen probeerden een voorzichtige glimlach uit.

 

Toen verscheen de Koning op het balkon van zijn kasteel en zei: Waarom zouden jullie deze man geloven? We doen het toch al heel lang hetzelfde? Het gaat toch goed? We zijn veilig binnen onze stadsmuren! Waarschijnlijk wil deze flierefluiter jullie naar buiten lokken om jullie af te slachten. Vinden jullie niet dat hij er boosaardig uitziet?
Ineens zagen de mensen het ook. De Flierefluiter had tenslotte toch geen reden om over dit soort fantasieën te praten, anders dan dat hij ze wilde verleiden met iets wat niet bestond?
De raad van wijze mannen begonnen te vertellen over hoe gevaarlijk het zou kúnnen zijn buiten, over de mogelijke monsters en gapende afgronden.
En het volk luisterde.

Toen alle herinneringen aan de prachtige verhalen van de Flierefluiter waren overschaduwd nam de koning opnieuw het woord.
Hij beval de wachters om de Flierefluiter de stad uit te zetten en onder luid gejoel en boe-geroep huppelde de Flierefluiter naar buiten.
zodra hij de zon weer op zijn gezicht voelde en de geur van de krokussen zijn neus vulden, pakte hij zijn fluit en trok genietend verder.
Het volk waarover Koning Angst regeerde, onwetend over alle pracht, achterlatend in hun donkere stad.


A fairytale

In a country far, far away, a king once lived.

He was a sincere man who had the best intentions for his people, but he just had gotten the job by inheritance, and he had never learned to ask himself questions about how to handle it. The king had gathered people around him to keep him informed of what was going on in the country so that he could make the right decisions.

Those people told him what could happen if he did not handle it properly, and on that advice the king made his wise decisions. One day a Flierefluiter came to visit the country and he immediately became very concerned about his people. When the Flierefluiter knocked on the door of the city gate, everyone was ready to face any attack. After all, they had never visited a Flierefluiter before, and the council of wise men had told the king and the people that there was a danger that he had bad intentions and wanted to knock the king off the throne.

The Flierefluiter was brought to the fountain in the middle of the city and rated from head to toe by the crowded population. The flierefluiter saw the restraint of the people as a curious invitation and started to tell. He told beautiful stories about nature outside the city gates, about the smell of the grass, the color of the blossom and about love and pleasure. He played enchantingly beautiful melodies on his flute and danced cheerful dances. He looked incredibly happy and genuine. He said that people did not have to spend their days in the dark alleys of the city, which could not be heated by the sunlight, and luck was waiting for them when they stepped out of the gate. The people of the country had not been out of the gates for generations and had difficulty believing the Flierefluiter. But they listened and looked with their mouths open. Some had already started twinkling little fun lights and others tried a cautious smile.

Then the King appeared on the balcony of his castle and said, Why would you believe this man? We’ve been doing the same thing for a long time, right? Isn’t it going well? We are safe within our city walls! This whistler probably wants to lure you out to slaughter you. Don’t you think he looks evil?

Suddenly people saw it too. After all, the Flierefluiter had no reason to talk about fantasies like this, other than to seduce them with something that didn’t exist? The council of wise men began to talk about how dangerous it could be outside, about the possible monsters and gaping chasms. And the people listened. When all the memories of the beautiful stories of the Flierefluiter had been eclipsed, the king spoke again. He ordered the guards to evict the Flierefluiter from the city and the Flierefluiter hopped outside under loud shouting and booing. as soon as he felt the sun on his face again and the scent of the crocuses filled his nose, he picked up his flute and continued to enjoy. The people over whom King Fear ruled, ignorant of all its splendor, left in their dark city.

 
  • 26 juli 2020
  • Blog

OVER WARME WITTE WIJN EN WIJZE WOORDEN.

Met mijn voornemen om (de kracht van) mijn eigen kwetsbaarheid te laten zien, schrijf ik regelmatig over dingen die ik meemaak of ervaar. Vandaag een Open Overpeinzing in de serie Sprankelende Sprookjes over Dagelijkse Dingen.

Het is een mooi verhaal en hij vertelt het gepassioneerd, daar houd ik van. Door puur toeval ben ik bij deze korte presentatie terecht gekomen omdat het onderdeel is van een netwerkborrel. Ik zit met een halfvol  glas, inmiddels lauwe witte wijn in mijn hand, op niet zo comfortabele plastic stoeltjes, maar de man die voor ons staat, boeit vanaf het begin.

‘Een jongetje heeft een moeilijke vraag voor zijn lerares’ vertelt hij ‘en er ontvouwt zich een gesprek over Liefde in de klas.’ ‘Wat is liefde eigenlijk’ vraagt het ventje ‘en hoe herken je het?’ ‘Om die vraag te beantwoorden’ zegt de juf  ’zou je naar het graanveld moeten gaan, net buiten het dorp.’ ‘Je zou de dikste graanhalm moeten plukken die je kan vinden en die bij me brengen’. Het jongetje kijkt verbaasd. ‘Dat is niet zo moeilijk’ antwoord hij. ‘Er is maar één regel’ zegt de juf: ‘Je mag overal maar één keer langslopen en niet teruggaan om er een te plukken die je eerder hebt gezien’.  Die middag gaat het kereltje op pad en loopt eindeloos langs de volle graanhalmen. Hij kijkt en vergelijkt en steeds als hij een grote ziet, vraagt hij zich af of er verderop niet een nóg grotere zal zijn. Halverwege het graanveld realiseert hij zich dat hij de grootste al is gepasseerd en heeft hij spijt dat hij die niet direct geplukt heeft. Hij keert uiteindelijk terug met lege handen. De lerares legt uit dat dat liefde is: ‘ je blijft kijken naar iets beters totdat je erachter komt dat je de juiste persoon gemist hebt.’ ‘De volgende dag’ schetst  de geboren verhalenverteller op het podium, ‘hebben de kinderen het over het huwelijk en een soortgelijke vraag komt op:’ ‘Wat is het nou eigenlijk’?  De lerares geeft dezelfde uitleg: ‘Om dat te begrijpen zou je naar het maisveld moeten gaan, vlak naast het graanveld en de dikste maiskolf zoeken die je kan vinden’.  Ze vult aan: ‘Maar onthoud: dezelfde regel geldt; je mag er maar één keer langs, niet teruggaan’. Het ventje gaat naar het maisveld en zorgt ervoor niet dezelfde fout te maken. Hij kiest al snel een aardige maiskolf uit die hem bevalt en gaat ermee terug naar de docent.  Ze legt uit: nu heb je er één uitgekozen in het geloof en vertrouwen dat dit de beste voor je is, zo is het ook met het huwelijk.’ De spreker stopt en knikt zijn toehoorders triomfantelijk toe.

De zaal klapt enthousiast en naast me staat iedereen op. Ik blijf met gemengde gevoelens zitten. Alles in mij protesteert. Het klinkt mooi, vooral als het in een symbolisch verhaal is gegoten, maar: what about: ‘Never Settle’ zingt het in mij na. Voor mij zou het niet werken, zelfs als dat betekent dat ik alleen zou blijven. En voor andere mensen zit de waarheid misschien ergens in het midden.  Dat is wat ik tegen heb op quotes en andere gestandaardiseerde goede raad besef ik me: het geldt nooit voor iedereen. Jarenlang heb ik in mijn jeugd, op zoek naar wijze raad, ideeën gevolgd waarvan ik hoopte dat ik, door niet het wiel zelf uit te vinden, het leven te slim af zou kunnen zijn. Maar die strategie faalde miserabel.  Als ik de ene wijsheid volgde, zei iemand iets anders, als ik een andere raad ter harte nam, bleek het averechts uit te pakken. Pas later in mijn leven kwam ik erachter dat ik voor mezelf moest leren nadenken.

De tegeltjes-cultuur, waarbij straffe oneliners en mooi verpakt advies je ‘op het goede pad’ moeten houden, heerst niet alleen in Nederland. Kennelijk is het menselijk om leiding te zoeken in simpele waarheden  en  zelf heb ik natuurlijk ook ervaren dat het leven dermate ingewikkeld kan worden, dat  je vasthouden aan iedere graanhalm die je enig houvast geeft, een zinnige oplossing lijkt. Maar vaak houdt het je ook vast in een troostcirkel of leidt het je af van je ‘eigen pad’. Wat namelijk voor een ander ‘het juiste pad’ is, hoeft dat natuurlijk voor jou nog niet te zijn.

Ik besluit mijn geest niet verder te laten benevelen door witte wijn en wijze woorden er een blog aan te wijden. Het wordt er één  zonder one-liners, met zo min mogelijk goede raad, en alleen mijn overwegingen. Of misschien toch één raad: namelijk: ‘Denk voor jezelf’… tenzij het beter bij je past om een ander dat te laten doen natuurlijk. Daar moet je dan weer wél zelf over nadenken.

Als je meer wilt lezen, ga dan naar https://mirjamdinger.nl/alle-blogs/ Je kunt je ook inschrijven voor de mailinglijst via https://mirjamdinger.nl/contact/ en altijd als eerste de nieuwste blog’s toegestuurd krijgen. Ik vind het leuk om van je te horen. Op mijn site of via LinkedIn of Facebook kan je reageren. Laat je een berichtje voor me achter?

Foto: Mike Tinnion

 

 

 

 

 

 

 

 

OVER INSPIRATIE & BOODSCHAPPENLIJSTJES

Met mijn voornemen om (de kracht van) mijn eigen kwetsbaarheid te laten zien, schrijf ik regelmatig een kort verhaaltje over dingen die ik meemaak of ervaar. Vandaag een Open Overpeinzing in de serie Sprankelende Sprookjes over Dagelijkse Dingen.

Wanneer ik me realiseer dat de knipperende cursor nog steeds het enige is wat er op mijn scherm staat, blijken er alweer 20 minuten voorbij te zijn. In die tijd heb ik wél:  in mijn hoofd een boodschappenlijstje gemaakt voor vanmiddag, het gesprek van vanmorgen herhaald op de manier waarop ik vond dat het had moeten gaan, én voor mijn imaginaire huis op Ibiza een plek uitgezocht waar het organisch gevormde zwembad moet komen.

Ik ben werkelijk een baas in het zinloos opvullen van de tijd die ontstaat als ik geen inspiratie heb. Net als soms  in de auto, passeert de tijd mijmerend, zonder dat je er erg in hebt en vraag je je af waar die is gebleven.  Ik realiseer me dat ik een blog zou schrijven. Maar de inspiratie fladdert als een vlinder om mijn hoofd en weigert met haar frêle pootjes op mijn schouder te landen.

Ik besluit te stoppen met dromen en een groot glas verse gemberthee te maken. Zonder honing, want die is op en staat inmiddels op het boodschappenlijstje voor vanmiddag. Terwijl ik de geurige wortel aan dunne plakjes snijd vraag ik me af waarom die blog nou zo belangrijk is. Het antwoord dient zich direct aan en laat zich raden: Ik moet het natuurlijk van mezelf. Ik heb het mezelf beloofd en ik kan alleen succesvol zijn als ik discipline heb.

‘Wat is dat dan? Succesvol…’ besluit mijn wijzere ik aan de interne discussie toe te voegen. ‘Is succes dan: elke week een blog schrijven, veel volgers en fans hebben en de ene bestseller na de andere uitgeven? Of zit het in andere dingen?’  Ik schuif het dampende glas van me af en besluit even de tijd te nemen om op te schrijven wat ik onder succes versta. Ik pak mijn favoriete vulpen en krabbel op de achterkant van de Eneco-envelop:  ‘Een goede’…  ik kras het laatste woord direct door. ‘Een liefdevolle moeder voor mijn kinderen zijn,  ongeacht of ze het altijd waarderen’.  Want met 3 jongens in de puberteit valt aan de directe ‘uitkomst’ je succes niet altijd af te meten.  Ik krijg de smaak te pakken; ‘Dingen doen omdat ik erin geloof en de uitkomst loskoppelen van de actie.  Ik denk inmiddels sneller dan ik schrijven kan:  ‘Regelmatig doen wat ik leuk vindt. Ook al heeft verder niemand er een snars aan’.  En voordat ik me verlies in de betekenis van een ‘snars’ herpak ik mezelf;  ‘Soms mijn focus makkelijk vast kunnen houden, als het onderwerp er toe doet’. Nu heb ik er echt plezier in en moeiteloos pen ik nog een klein dozijn definities van mijn persoonlijke gevoel van succes in een steeds kleiner wordende letter op het papiertje. ’Erop durven vertrouwen dat de inspiratie vanzelf wel weer komt’, is de laatste die ik bijna onleesbaar rechts onder in het  hoekje priegel.

Wanneer ik tot de conclusie ben gekomen dat ik mezelf op de meeste van deze criteria eigenlijk behoorlijk succesvol vind, krijg ik enorme zin om een blog te schrijven. Ik trek het toetsenbord naar me toe en begin geestdriftig te typen. Zo is het heerlijk. Gewoon mijn gedachten delen in de hoop dat iemand er misschien iets aan heeft.  Soms moeten we zoveel van onszelf. Maar het kind in ons wil ook aandacht. Het wil gezien worden een aai over zijn of haar bol. Anders blijft het als een dwarse peuter schokschouderen zodat de vlinder die we zoeken niet het lef heeft om op zo’n wilde ondergrond  te landen. En geef ze beiden eens ongelijk? Zowel het perspectief van de vlinder als van het kind in ons is volkomen te begrijpen.  Ik besluit aan de zijkant van de enveloppe nog één definitie toe te voegen:  ‘Aandacht hebben voor het kleine  meisje in mezelf’.

Binnen ‘no time’ staan er 756 woorden op mijn scherm en sluit ik af om het niet een ‘kort verhaal’ in plaats van een blog te laten worden .  Stiekem vind ik het toch wel fijn als naast mijn persoonlijke omlijning , mijn andere, meer  wereldse definities van succes ook worden gehaald. Want eerlijk is eerlijk; het resultaat laat me toch niet helemaal onverschillig. Mijn blog voor deze week is klaar en ik sluit tevreden mijn document af.  Ik kijk naar rechts op mijn schouder en knipoog naar de denkbeeldige vlinder. Jammer dat hij niet wat eerder bij me kwam zitten. ‘Volgende keer toch maar direct honing in de thee’, denk ik, dan gaat het misschien sneller. Nu ga ik dan eerst maar boodschappen doen, het lijstje heb ik tenslotte al klaar.

Foto: Jian-Xhin

 

 

Als je meer wilt lezen, ga dan naar https://mirjamdinger.nl/alle-blogs/ Je kunt je ook inschrijven voor de mailinglijst via https://mirjamdinger.nl/contact/ en altijd als eerste de nieuwste blog's toegestuurd krijgen. Ik vind het leuk om van je te horen. Op mijn site of via LinkedIn of Facebook kan je reageren. Laat je een berichtje voor me achter?

OVER TRAGE TREKKERS EN WAKKER WORDEN

Met mijn voornemen om de kracht van kwetsbaarheid te laten zien, schrijf ik regelmatig een kort verhaaltje over dingen die er om me heen gebeuren. Vandaag een Open Overpeinzing in de serie Sprankelende Sprookjes over Dagelijkse Dingen.

Op het moment dat ik het merk, is het natuurlijk al te laat. De auto slingert nog wat en mindert vaart. Ik weet direct wat er aan de hand is en van pure verontwaardiging geef ik een klap op mijn stuur. Net nu ik haast heb gooit de lekke band mijn totale plannen in de war. Als die irritante tractor voor me een beetje was gaan doorrijden, had ik mijn afspraak nog nét kunnen halen. Dat plan is nu wel van de baan, bries ik in mezelf. Ik pak mijn telefoon en zie tot mijn grote frustratie dat ik in dit afgelegen gebied niet eens bereik heb. Ik onderdruk een krachtterm en zoek geagiteerd naar een oplossing in mijn bewolkte brein.

Terwijl ik de achterklep open, herinner ik me vol afgrijzen dat er in mijn leuke kleine two-seater geen ruimte was voor een reserveband. Iets wat ik bij aankoop zonder enig probleem heb weggewuifd, gecharmeerd als ik was van het open dakje, dat natuurlijk wel ergens in moest kunnen vouwen. ‘Ook dat nog!’ denk ik nu. Opnieuw bijt ik bijna op mijn tong in een poging niet te vloeken.

Ik kijk om me heen. Ik sta langs een binnenweg omdat dat ik dacht een stuk te kunnen afsnijden. Een keuze die ik mezelf nu hardgrondig verwijt. Want op de slome tractor na, die inmiddels uit het oog is verdwenen, heb ik eigenlijk al een tijd niemand gezien. Ik zie wel bomen héél veel bomen. Diep in gedachten als ik was had ik me niet eens gerealiseerd dat ik door het bos reed.

Ineens voel ik me verloren. ‘Wat nu?’ denk ik terwijl mijn irritatie plaats maakt voor een verdachte prikkeling achter mijn ogen.  Ik besluit te gaan lopen. ‘We zijn in Nederland tenslotte, hoe ver kan het zijn?’ mompel ik in mezelf. Ik sluit mijn auto af, verfoei mijn keuze voor die leuke hakjes en loop in de richting van mijn bestemming.  Het is stil hier. Behalve het ruisen van de takken hoor ik niets. Of toch? Ik word me bewust van een vogel. Ze zingt prachtig. Er antwoordt een heel koor. Waar zouden ze het over hebben? vraag ik me af.  ‘Vast over een gestrand blondje op hakken’, dien ik mezelf van repliek en ik grinnik. Ik ruik de frisse ozon in de lucht en de geur van lente en ontluikende blaadjes. ‘Wat is het schitterend hier’ hoor ik mezelf vol ontzag fluisteren. Het voorjaarszonnetje brandt aan deze kant van de weg al aangenaam warm door mijn zwarte jasje. De weldadige stilte neemt beetje bij beetje bezit van me en terwijl ik stevig doorstap, betrap ik mezelf er op dat ik loop te fluiten! Wat een geluk dat ik op zo’n prachtige plek stil kwam te staan denk ik en terwijl ik me bewust wordt van het contrast met nog maar heel even geleden, moet ik hardop lachen!

Verderop zie ik een stip die traag dichterbij komt. Het is een rode stip die langzaam blijkt te veranderen in een tractor. De tractor van net! Ik herken hem aan de butsen rondom. Als hij vlak voor mijn neus stopt steekt een vriendelijk ogende jongen zijn hoofd naar buiten. ‘Problemen mevrouw?’ Vraagt hij met een plaatselijk tongval. Ik knik enigszins beschaamd. Nou ja, nét nog wel, denk ik erachteraan.  ‘Stap maar in’, wenkt hij en terwijl we hotsend en schuddend, maar nog altijd sneller dan te voet, het stuk afleggen dat ik net heb gelopen, kom ik erachter dat hij terug is gereden toen hij me niet meer zag. Ik ben geraakt: Wat ontzettend aardig!

Als we aankomen bij mijn auto springt de jongen energiek uit de cabine.  Met rustige gebaren maakt hij naast weinig woorden wel zijn handen vuil aan de spuitbus waarmee hij mijn band opvult. ‘U kan weer verder!’ besluit hij terwijl hij een doek uit zijn zak vist om zijn vingers af te vegen. Ik weet gewoon niet hoe ik mijn erkentelijkheid moet overbrengen. Ik sta bijna te springen van opluchting. Hij ziet het en knikt.’ Zo doen we dat’, zegt hij eenvoudig en ik besluit het cadeau in dankbaarheid te ontvangen.

Wat een prachtige les. Ik zag letterlijk door de bomen het bos even niet meer en werd totaal onverwacht wakker geschud. Alles wat daarvoor nodig was, is er eigenlijk altijd al: De zon, de vogels, de wind. Én vandaag dan een vriendelijke jongen in een schuddende rode tractor natuurlijk. Dat dan weer wel.

 

Foto: Kelly Sikkema

PARDON…OF WE WÁT ZULLEN?

Met mijn voornemen om de kracht van kwetsbaarheid te laten zien, schrijf ik vandaag een persoonlijk verhaaltje over een van de dingen die ik dus niet kan veranderen. Een Open Overpeinzing in de serie ‘Sprankelende Sprookjes over Dagelijkse Dingen’.

Of we erotisch zullen chatten, vraagt hij. Het verontrustende bericht bereikt me via messenger.

Ik bedank zo vriendelijk mogelijk maar uitermate duidelijk voor de discutabele eer. Voor mij is facebook een zakelijke aangelegenheid en ik vind het dus belangrijk om beleefd te blijven. Mijn geduld wordt echter soms wel op de proef gesteld.

Omdat ik zoveel mogelijk mensen wil bereiken, accepteer ik vrijwel ieder vriendschapsverzoek, maar er blijken bijzonder ‘kleurrijke’ figuren tussen te zitten. En de vrijheden die een aantal ‘heren’ zichzelf toestaan, zou ik zelfs voor een datingsite bijzonder vrijpostig vinden.

Ik vertel hem dat ik niet chat en overigens ook écht niet gediend ben van dit soort vragen. ‘Wat is dan je telefoonnummer?’ vervolgt hij schijnbaar onaangedaan. Ik pas opnieuw zeer duidelijk, met groeiende verbijstering voor het aanbod. Klaarblijkelijk gewend aan afwijzing vraagt hij onverstoorbaar door naar mijn cupmaat.  Wat mij betreft is de maat nu vol. Ik stel me voor dat dit het moment is waarop hij gewoonlijk wordt geblokkeerd en voor mij is dat het moment waarop ik besluit het eens over een andere boeg te gooien. Want waarom is het deze man niet duidelijk te maken dat dit niet de manier is om met vrouwen om te gaan? Zou het kunnen zijn dat hij dat niet weet omdat niemand de moeite neemt het hem te vertellen? Zou het kunnen zijn dat met een normaal menselijk gesprek, het kwartje toch zou kunnen vallen?  Ik vraag me oprecht af  wat zijn bedoeling zou kunnen zijn. Zou hij zich vervelen? Gewoon ‘met hagel schieten’ in de ijdele hoop dat er iemand toehapt, of zou hij daadwerkelijk denken dat vrouwen hierop zitten te wachten?

Terwijl ik nog peins over menselijkheid en goede bedoelingen, verschijnt er alweer een bericht op mijn scherm; ‘Hou je niet van seks soms?’ Ik verslik me bijna in mijn kauwgomballenthee. Een opmerking die overigens wel voor het eerst een bewustzijn doet vermoeden van een breinfunctie aan mijn kant. Ik doe een poging uit te leggen dat dat er niet toe doet, dat ik hier gewoon niet van gediend ben en stop daar onmiddellijk mee als hij schrijft: ‘afspreken om te sexen?’ Een opmerking waardoor ik op duidelijke gronden de conclusie kan trekken dat al het bloed van deze man zich in andere lichaamsdelen dan zijn hersenen moet bevinden. Met een diepe zucht sluit ik zonder verdere vorm van medemenselijkheid het gesprek af.

Helaas blijkt negeren ook niet te werken en als mijn telefoon direct daarop gaat, realiseer ik me verschrikt dat je via Messenger ook kunt bellen. Ik druk de oproep weg en typ een bericht. Hardleers als ik kan zijn als het gaat om het goede zien in mensen, doe ik nog één laatste wanhoopspoging; ik vraag hem me écht met rust te laten. ‘Heb je nu tijd om af te spreken?’ antwoordt hij. Ik geef het op. En in mijn frustratie suggereer ik dat ook echtgenoten niet erg zullen kunnen waarderen dat hun vrouwen worden lastig gevallen.

Tot mijn verbijstering is dat het toverwoord. De slordig getypte verontschuldiging die direct, enigszins stamelend volgt, ontlokt me een bitterzoete glimlach. Mijn echtgenoot is even denkbeeldig als mijn -bij hem aangenomen- interesse, maar voor nu hebben we een deal.  De beste man is voor zijn eigen veiligheid natuurlijk alsnog geblokkeerd en ik ben weer een les rijker. Ik ga niet meer in gesprek met mensen met onvoldoende bloed in hun hersenen. Er zijn grenzen. Zelfs aan medemenselijkheid.

Foto:LeBuzz via Unsplash

  • 23 maart 2018
  • Blog

OVER HET ÉNE ANTWOORD DAT ALTIJD WERKT

Met mijn voornemen om de kracht van onze kwetsbaarheid te laten zien, schrijf ik regelmatig een kort verhaaltje over dingen die ik om me heen zie. Vandaag een Open Overpeinzing in de serie Sprankelende Sprookjes over Dagelijkse Dingen.

 

‘Zei ze dat? Wat een bitch! Hoor ik een goedgeklede vijftiger twee tafeltjes verderop luid sissen. Hard genoeg om haar weerzin uit te drukken en nét zacht genoeg om met haar onderdrukte woede geen koffieongelukken om haar heen te veroorzaken. De afschuw druipt van haar gezicht. Ik weet dat ik niet zou moeten luisteren, maar terwijl ik met mijn laptop in het zonnetje zit op mijn favoriete koffieplekje, ontkom ik er soms gewoon niet aan.  De vrouw tegenover haar knikt uitbundig en kijkt vergenoegd naar haar vriendin. De erkenning voor wat haar is overkomen maakt haar lot voor even wat dragelijker.

We delen onze pijn maar al te graag met als beloning:  begrip en bevestiging.  Herkenbaar.  Een valkuil die we allemaal op enig moment in ons leven niet zullen weten te ontwijken. Soms ben je zó verbolgen over onrecht, dat je het gevoel hebt dat je explodeert als je geen stoom afblaast bij een ander. Maar eigenlijk is er dan bij de reactie op wat er gebeurd is, al iets fout gegaan. In mijn herinnering zie ik talloze voorbeelden van mensen die met een onterechte aantijging mijn temperament lieten ontwaken. En mijn reactie is dan net als die van iedereen; vechten of vluchten. Of was, moet ik eerlijk zeggen. Want sinds een tijdje heb ik het ideale antwoord op al dit soort situaties.

Dat antwoord, daar kom ik straks op terug. En hoe dat gebeurde? Een confrontatie met een gepasseerde concurrent. Hij riep een volzin die ik niet zal herhalen, op een volume dat ehm… niet noodzakelijk was gezien de afstand waarop wij ons van elkaar bevonden.  Ik was verbijsterd en in een fractie van een seconde waarin mijn lichaam de mogelijkheden afwoog tussen ‘vechten of vluchten’ gebeurde er iets onverwachts.

Alsof er een engel zijn hand op mijn schouder legde, kwam er een verrassende rust over me waarin ik me realiseerde dat de persoon tegenover me, net als ik, vocht met zijn eigen ‘demonen’.  En ervan uitgaande dat er niet één waarheid is, maar dat we allemaal onze eigen realiteit zien, had hij vanuit zijn perspectief waarschijnlijk voldoende argumenten verzameld voor de vileine opmerking. Als bij toverslag veranderde mijn amygdala-reactie, die ervoor zorgt dat we ons geschrokken terugtrekken of boos uithalen, in oprechte interesse. Wat dreef hem, wat was zijn waarheid, wat gebeurde er in zijn hoofd dat hij het nodig vond om zó tegen me te doen? Dat was alles. En dat éne moment veranderde ook alles.

‘Dat is interessant; waarom zou je zoiets zeggen?’  Zei ik rustig en tot mijn verrasing klonk mijn stem oprecht vriendelijk. In de stilte die volgde was de warmtegraad in één milliseconde veranderd van -15 naar kamertemperatuur en ik zag dat hij de vraag oprecht in overweging nam. Ineens konden we elkaar zien voor wat we waren. Twee mensen die worstelen om het goede te doen en onszelf proberen te beschermen tegen pijn. Wat volgde was niet alleen een goed gesprek maar ook een jarenlange waardevolle samenwerking die me heel dierbaar is geworden.

En de dames twee tafels verderop? Die kregen onmiddellijk na de verbolgen uitroep, hulp van een real-life engel. Hij verscheen in de gedaante van een leuke jonge ober, die met een brede grijns langs hun tafeltje liep en ze een knipoog toewierp. ‘Niet roddelen hè meisjes, we zijn allemaal maar mensen’ sprak hij zacht, de dames blozend achterlatend.

Soms zijn er van die momenten waarop je iemand wel zou willen zoenen. Maar de meeste engelen zijn zich er niet van bewust dat ze een engel zijn. In gedachten stel ik me voor hoe hij zou reageren als ik mijn gedachten met hem zou delen. Ik veronderstel dat hij verbaasd zou uitbrengen: ‘Dat is interessant, waarom zou je zoiets zeggen?’ En terwijl ik m’n laptop dichtklap, glimlach ik in mezelf  en vertrek dankbaar naar huis.

 

Foto: Priscilla du Preez

 

 

 

 

 

 

OVER MOOIE HAKKEN EN DE JUISTE ANTWOORDEN

Met mijn voornemen om de kracht van onze kwetsbaarheid te laten zien, schrijf ik regelmatig een kort verhaaltje over dingen die ik om me heen zie. Vandaag een Open Overpeinzing in de serie Sprankelende Sprookjes over Dagelijkse Dingen.

“Je mag best wat zeggen hoor’ hoor ik een warme vrouwenstem achter me fluisteren.

Ik kijk om en zie een moeder en dochter waarvan het aandoenlijke meisje is gestoken in een rood-wit gestreept jurkje.

Haar blik heeft zich als een harpoen vastgeklonken aan mijn delfts blauwe pumps en haar mond staat een klein beetje open. Kijk je naar mijn schoenen? Vraag ik volkomen overbodig. ‘Mooooi’ weet ze alleen in opperste verrukking uit te brengen. De vrouw met de warme stem kijkt vertederd naar de kleuter en herhaalt, even overbodig: ‘mooi hé?’ Het meisje knikt waarbij haar prachtige krullen uitbundig op en neer dansen. In een poging de conversatie op gang te houden terwijl we wachten op de parkeerautomaat, bega ik een historische flater door te zeggen:. “Ik vind de jouwe ook mooi, met al die glitters enzo.  Zullen we ruilen?’ Waarna ik me onmiddellijk toch ietwat verontrust afvraag wat ik zal doen als ze op mijn aanbod ingaat.

Een jongetje van een paar jaar ouder springt vanachter zijn moeder tevoorschijn en verbreekt het wat ongemakkelijke moment met een onverwacht perspectief: ‘Ik vind ze ook mooi! roept hij enthousiast. Ik wil ze ook wel hebben!’ vervolgt hij terwijl hij op mijn hakken wijst. De vrouw en ik kijken elkaar aan. In één lange seconde realiseren we ons hoeveel het er toe doet hoe we nu reageren.

Overduidelijk peinzend kijk ik van het mannetje met zijn open blik naar zijn zusje en trek een diepe denkrimpel in mijn voorhoofd. Ik word me bewust van de afwachtende blik van de vrouw en mijn gedachten die de mogelijke antwoorden  afwegen. Té vaak krijgen kinderen een reactie die ze in de rest van hun leven vormt. ‘Doe niet zo gek’ is daar een van, en ‘Maar jij bent toch een jongen’ maakt ook in één klap een hoop duidelijk over hoe wij de wereld zien. Tegelijkertijd weet ik niets over de opvoeding en de waarden van de moeder tegenover me die bijna onzichtbaar haar adem inhoudt. Ik weet dat ik niet veel anders kan doen dan bij mezelf blijven. Alles in mij omarmt de authenticiteit van dit kleine kereltje dat één kort moment symbool staat voor het kind in ons allemaal. ‘Alles en iedereen mag er zijn’ denk ik.

Ik kijk van de glittersandaaltjes naar de groene  gympen en terug en dan naar mijn eigen hakken, ‘Tja, hoe moet dat nou’, zeg ik. ‘Ik kan niet kiezen tussen die van jullie,  en we kunnen de mijne natuurlijk ook niet in tweeën hakken…’ De moeder peinst zichtbaar mee en kijkt van de kleuter naar haar grotere broer. Vanuit mijn ooghoeken zie ik haar uitademen.  Bijna onmerkbaar maak ik het begin van een beweging naar de inmiddels beschikbare betaalautomaat. Zullen we dan maar allemaal onze eigen schoenen houden? Stel ik voor. Enigszins teleurgesteld, maar begripvol kijken de twee kleine mensjes elkaar aan. Ze knikken. Zich onbewust van de gender-stigma’s en rollenpatronen die ongewild nog steeds een rol spelen in de hoofden van dezelfde volwassenen waar ze naar opkijken. We zwaaien nog even vriendelijk en gaan ieder ons weegs.

De moeder kijkt nog een keer om, zichtbaar opgelucht over weer een genomen horde op de weg naar evenwichtige volwassenheid van haar koters. Onze blikken kruisen elkaar. We glimlachen.

Ik voel me dankbaar. Onbedoeld hebben deze kleine mensjes me een waardevol moment gegeven. Een levensles en een beetje geluk zit soms in een piepklein hoekje.

WIL JE VOORTAAN ALS EERSTE MIJN BLOG'S LEZEN?

Laat dan je naam en e-mailadres achter, dan stuur ik je ze persoonlijk toe.  Maak je geen zorgen: Ik haat spam, dus ik ga uiterst voorzichtig om met je gegevens.

2

OVER MENSELIJKHEID EN MISVERSTANDEN…

Met mijn voornemen om de kracht van openheid (en kwetsbaarheid zo je wilt) te laten zien, schrijf ik vanaf nu regelmatig een kort verhaaltje over dingen die ik om me heen zie. Vandaag een Open Overpeinzing in de serie Sprankelende Sprookjes over Dagelijkse Dingen.

‘Maar het was zo intens, ik heb je alleen nog niet gezoend…’ stamelt hij ‘… ik dacht dat we zo’n beetje een relatie hadden.’
Ik moet mijn best doen om mijn mond niet open te laten staan van verbazing.

Na een lunch met een goed gesprek en een welgemeende vriendschappelijke knuffel, kunnen onze interpretaties bijna niet verder van elkaar verschillen.
Waar ik een fijn mens zie, die het moeilijk heeft in een snoeiharde scheiding en behoefte heeft aan een luisterend oor, ziet hij een mogelijke verlossing van zijn knellende eenzaamheid. De knuffel was oprecht en warm, maar door mij overduidelijk platonisch bedoeld. Voor hem was het een invulling van enigszins oververhitte fantasieën en een vorm van broodnodig contact… als regen in de woestijn.

Nadat ik me hersteld heb van mijn verbijstering, probeer ik mijn woorden zorgvuldig te kiezen.
Hij weet hoe ik hem waardeer, zowel als mens als  in zijn werk, maar dit is een verschil in duiding, die misschien niet rationeel is te overbruggen. Het feit dat ik niet beoog wat een ander hoort, neemt echter niets weg van de integriteit van wat ik doe.

Een van de grote frustraties in het leven, mijmer ik in mezelf, wanneer je het allebei goed bedoelt, maar elkaar toch niet kunt bereiken. Die frustratie komt in allerlei vormen; van schreeuwende partners tot boze buren en conflicten op de werkvloer.
Hoe zou het zijn als we in staat zouden zijn om het beste in elkaar te blijven zien? Elkaars standpunt proberen te begrijpen en vooral de intentie hebben om van elkaars goede bedoelingen uit te gaan?
Hoe zou het zijn als we onszelf en anderen op zo’n manier zouden kunnen accepteren dat er geen verwijten zouden zijn, alleen constateringen?
De behoeften en verwachtingen die we hebben ten aanzien van anderen zijn nou eenmaal niet meer dan een spiegel van de ‘gaten in onze eigen ziel’. Die gaten zijn, ondanks dat het soms zo voelt, niet op te vullen door iets van buitenaf. We zullen het zelf moeten doen. En dat vraagt niet alleen hard werk, maar ook medemenselijkheid.

Ik kijk op uit mijn overpeinzingen en zie hem onrustig schuiven op zijn stoel.
‘Kunnen we wel vrienden blijven?’  Vraagt hij met de grote ogen van een klein jongetje.
Ik denk even na over wat er nou eigenlijk gebeurd is; in mijn ogen hebben we alleen maar een situatie vanuit een ander standpunt bekeken en hebben we allebei weer iets geleerd in de nooit stilstaande trein die het leven heet.

‘Voor mij is het nooit anders geweest’ antwoord ik  en ik twijfel even of ik de neiging om zijn onderarm aan te raken zal onderdrukken.
Ik besluit bewust om mezelf te zijn, want dat is mijn persoonlijke integriteit. Maar hier en daar wat ondertiteling aanbrengen is een mooie aanvulling.
Terwijl ik hem een vriendschappelijk klopje geef, zeg ik;
‘Dit is gewoon zoals ik ben, en ik gun je oprecht het allerbeste’
Opgelucht kijkt hij me aan. ‘Mag ik dan nog zo’n fijne knuffel?’ Vraagt hij. Ik lach.
‘Een vriendschappelijke hoor!’ voegt hij er snel aan toe.
We grijnzen allebei en ik weet dat we niet alleen allebei geleerd hebben, maar dat dit ook de manier is waarop verbindingen worden gemaakt. Échte verbindingen, die niet te vangen zijn in rigide vormen als ‘relatie’ en ‘zakelijk contact’ maar in menselijkheid.
De menselijkheid die we allemaal zo broodnodig hebben, als regen in de woestijn.

 

foto: Ben Rosset

  • 4 maart 2018
  • Blog
5

OVER KOFFIE EN KNIKJES, EN RIMPELS VOORKOMEN.

Met mijn voornemen om de kracht van openheid (en kwetsbaarheid zo je wilt) te laten zien, schrijf ik vanaf nu regelmatig een kort verhaaltje over dingen die ik om me heen zie. Vandaag een Open Overpeinzing in de serie Sprankelende Sprookjes over Dagelijkse Dingen.

 

‘Weet je wat mijn buurvrouw met haar oude kleren doet?’ Zegt hij.

‘Nee?’ Antwoord ik.

Gniffelend kijkt hij door het raam de straat in.

“Ze trekt ze aan!’ Hij moet heel hard lachen om zijn eigen grapje.

Ik volg zijn blik naar buiten. Er loopt een dame van een jaar of veertig met haar hoofd naar de grond gebogen voorbij.

Ik lach niet en hij kijkt een beetje bedremmeld. Voelt hij zich schuldig? Een beetje betrapt? Dat is wat we soms zo voelen als we een ander een onbedoeld kijkje in de donkere kant van onze gedachten hebben gegeven.

Ik probeer te ontdekken wat ik zelf precies voel; is het plaatsvervangende schaamte? De pijn die je voelt als iemand iets meemaakt wat je je voor kunt stellen? Ik verplaats me in haar, de oorzaak van zijn oordeel. Ze ziet er niet gelukkig uit. Zorgelijk, alsof ze een groot verdriet op haar schouders meedraagt.

‘Ken je haar?’ Vraag ik.  Er stijgt wat bloed naar zijn wangen. Nauwelijks merkbaar. ‘Neuj’… zegt hij iets zachter. Weet je hoe haar leven eruit ziet? Vraag ik hem. Hij is een intelligente man en begrijpt direct wat ik bedoel. ‘Nou nee, ik spreek haar eigenlijk nooit’ antwoordt hij.

‘Misschien vindt ze het wel heel fijn als je een praatje met haar maakt’ denk ik hardop…

’Nou ja,  stamelt hij… ‘Ik hoorde wel dat ze erg ziek is geweest. Kanker, geloof ik’. We kijken elkaar aan en ik zie in zijn ogen dat hij hetzelfde denkt als ik; ‘Dat moet vreselijk voor haar zijn’.

Niet iedereen is hetzelfde, heeft dezelfde veerkracht, gezondheid en dezelfde hang naar uiterlijkheden. Maar iedereen heeft zijn of haar eigen schoonheid en een verzameling prachtige eigenschappen. Soms lijkt het alsof je beter bent dan een ander. Dat je voorop loopt. En soms lijk het  alsof je iets minder goed kan dan de rest. Maar de waarheid is dat we allemaal ons eigen pad lopen. Iedereen heeft zijn of haar eigen volgorde en snelheid. Sommigen van ons zijn er vroeg bij, anderen zijn laatbloeiers , maar iedereen heeft zijn eigen avontuur en zijn eigen waarde.

Ik kijk op uit mijn overpeinzing en mijn blik kruist die van hem. ‘Ja’, zegt hij met gespeeld verwijt in zijn stem…’ ik ben nou eenmaal niet zo iemand die een praatje maakt met  vreemden of zo’n knuffel-hippie hoor!’… Ik lach hardop. En ik geloof hem niet. Volgende keer dat hij haar op straat ziet lopen zal hij haar vriendelijk toeknikken. Op z’n minst. Het zal haar waarschijnlijk goed doen, waardoor ze zelf verdraagzamer zal zijn tegen een ander in haar leven. En zo worden zaadjes geplant. Zaadjes van vriendelijkheid en in dit geval van bewustzijn. Zaadjes die rimpels veroorzaken. Rimpels die merkbaar zijn vér buiten de grenzen van wat wij kunnen zien.

Hij bestelt nog een kop koffie. Nou ja, twee dan. Ook een voor mij. Omdat ik dat waarschijnlijk wel fijn zal vinden.

Dat vind ik inderdaad en ik knik hem vriendelijk toe.

Wat is het leven toch mooi!

 

Foto: Christiana Rivers

 

 

Loading...
Visit Us On FacebookVisit Us On LinkedinVisit Us On Twitter